Weerbaarheidstrainingen
Intensieve trainingen voor jongeren, op maat.
Doel van de training
De training wil jongeren leren, geloof te hebben in de eigen kwaliteiten en vertrouwen te hebben in zichzelf. Tevens stimuleert het jongeren na te denken over een eigen weg en de eigen verantwoordelijkheden hierin. Jongeren leren elkaars overeenkomsten ontdekken en daarmee de waardering en verbondenheid met elkaar.
Doelgroep
Jongeren die hulp kunnen gebruiken in het aangaan en onderhouden van sociale contacten en jongeren die problemen hebben met hun gedrag. Motivatie probleem, onwerkelijk wereld beeld, jongeren die in de slachtoffer rol zijn gaan zitten etc…
Na het volgen van de training:
- hebben jongeren een reëler besef van de eigen kracht en competentie;
- zijn jongeren (beter) in staat om tegenslagen en kritiek te incasseren en te accepteren;
- is het gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen en zelfrespect van de jongeren toegenomen;
- zijn ze zich bewust(er) van hun eigen lichaamssignalen;
- zijn jongeren in staat hun eigen gevoelens en behoeften te herkennen en beschikken over vaardigheden om deze verbaal en non-verbaal te kunnen aangeven;
- is de “theory of mind” van de jongeren toegenomen, zodat zij de gevoelens en bedoelingen van anderen beter herkennen en hier (meer) rekening mee kunnen houden;
- (her)kennen jongeren grenzen van zichzelf en anderen, en zijn beter in staat hun gedrag hierop af te stemmen;
- zijn jongeren (beter) in staat om eigen problemen en conflicten op te lossen en/of daar hulp bij te vragen;
- beschikken jongeren over hulpbronnen in zichzelf die zij kunnen aanboren om rust en zekerheid te creëren.
Het ID-Model als kader voor de training
De training is zo opgezet dat met een diversiteit aan methodieken en middelen, de verschillende deelgebieden en meerdere domeinen van de hersenfuncties, (de lichamelijke, het cognitieve, het emotionele en het relationele domein) worden beïnvloed. Het ID-model biedt hiervoor een bruikbaar kader. Het ID-model, ofwel Integratie-Differentiatie model (Westermann & Maurer, 2003) is een ordeningsmodel en beschouwt de ontwikkeling van een persoon in samenhang met zijn omgeving.
De combinatie van de verschillende oefeningen en interventies in de training maakt dit mogelijk
Bewegen en lichamelijkheid vormen een primair middel tot contact, communicatie en zelfrealisatie. Door te bewegen maakt de jongere zich kenbaar aan zichzelf, maar ook aan de anderen., zoals op eigen benen staan; met de voeten op de grond staan; doorzetten; iets het hoofd bieden.
De manier van bewegen is van invloed op hoe de jongere zijn omgeving ervaart. Bijvoorbeeld een jongere dat met het hoofd tussen de schouders en de blik neerwaarts staat, en problemen heeft in het contact met de anderen, wordt door de trainer in de bewegingsspelen uitgenodigd vanuit een andere houding zichzelf te laten zien en contact te maken. Al ervarend krijgt het meer gevoel voor zichzelf, zicht op de eigen houding en beweging en de gevolgen daarvan op het contact met anderen.
Binnen het cognitieve domein nodigt de trainer jongeren uit om stil te staan bij zichzelf, zich bewust te worden van voelen, denken en handelen, dat waar mogelijk in taal weer te geven en er betekenis aan te verlenen. De jongere leert op grond van de verkregen informatie keuzes te maken, het eigen handelen af te stemmen op de omgeving, disfunctionele beelden en gedachten over zichzelf en de omgeving (slachtofferrol en gedachte dat de wereld tegen hen is) te veranderen en (alternatieve) oplossingen te bedenken voor problemen.
Het groepsgebeuren, leren omgaan met elkaar in het hier en nu, speelt zich af in het relationele domein. De groep dient als oefenpodium om het geleerde in een veilige omgeving en met leeftijdgenoten te kunnen oefenen en de transfer naar andere situaties te faciliteren. Dit betreft het omgaan met de eigen gevoelens en gedachten, oog hebben voor en rekening houden met elkaar.
Binnen het emotionele domein worden de jongeren zich door bewegingsspel en fysieke oefeningen bewust van de eigen lichaamssignalen en gevoelens. Zij worden uitgenodigd om zich te laten zien en horen – wat vind je fijn, wat niet – en krijgen hulpbronnen (oefeningen) om het eigen gevoel te beïnvloeden en waar nodig zich rustig en stevig te voelen. Positieve (corrigerende) ervaringen dragen bij aan het vergroten van het gevoel van eigenwaarde, zelfbeeld en zelfvertrouwen.
Methodische invalshoeken.
- Werken in en met de groep
Onderdeel zijn van een groep en de gebeurtenissen en contacten daar binnen is een belangrijke ervaring. Met name deze ervaring kan verandering in gedrag of bewustzijn teweeg brengen. Daarbij dient de groep als ‘oefenpodium’ en als klankbord om met ander gedrag te kunnen experimenteren. De trainer is goed op de hoogte van de ontwikkelingsvolgorde binnen een groepsproces en is daardoor in staat om op het juiste moment het groepsproces inzetten te bate van de ontwikkeling van de individuele jongeren.
- Methodieken uit de bewegingstherapie
Het bewegingsgedrag en daarmee de lichaamsbeleving zijn uitgangspunten voor het leerproces in de training, om (door middel van fysieke oefeningen en in beweging) het lichamelijke, geestelijke en sociale functioneren te bevorderen en te verbeteren. Met beweging en waarnemingsoefeningen worden de jongeren uitgenodigd om op meerdere manieren te bewegen en te ervaren wat die verschillende manieren bij zichzelf en bij anderen te weeg brengt: contact, isolatie, samenwerking of conflict. Ze krijgen de kans ander gedrag uit te proberen en krijgen meer keuze mogelijkheden. Hier wordt gebruik gemaakt van oefeningen uit de “Rots en Water” training en oefeningen uit boks trainingen en of karatetraining. Vanuit een fysieke invalshoek met veel fysieke oefeningen, worden mentale en sociale vaardigheden aangereikt en verworven. Daarna worden deze verbonden met de ontwikkeling van verbale en communicatieve vaardigheden en wordt er betekenis gegeven aan en een transfer gemaakt naar het dagelijks leven en de ontwikkelingsopgaven van de jongeren
- Cognitieve gedragstechnieken
Met de cognitieve gedragstechnieken wordt naast de aandacht voor zichtbaar gedrag (stilstaan bij jezelf en de ander) ook zo nodig aandacht gegeven aan het veranderen van (disfunctionele) beelden en gedachten over zichzelf en de omgeving. Veel jongeren beschikken nauwelijks over vaardigheden om goede alternatieve oplossingen te bedenken. Hier wordt binnen de training ook veel aandacht aan besteed. Jongeren leren van voorbeeld gedrag dat een ander hun geeft, om dit gedrag vervolgens door imitatie en oefenen ook zelf te kunnen toepassen. Zelfcontrole technieken geven aan de jongere de mogelijkheid om te leren van stimuli die het zichzelf toedient. Gebruik makend van de sociale versterkers zoals actief luisteren,bemoedigende en stimulerende opmerkingen van de begeleiders en positieve reacties van de groepsleden.
- NLP ( NeuroLinguistisch Programmeren)
Jongeren komen als het om hun beleving en contacten gaat, tal van vragen, verlangens en problemen tegen. Hoe leg ik beter contact met iemand? Hoe heeft mijn manier van denken te maken met wat er goed gaat in mijn leven? En vooral ook: hoe heeft het te maken met wat er niet goed gaat? Wat is de invloed van mijn taalgebruik op mijn emoties? Kan je van buiten zien wat iemand van binnen denkt? Hoe maak ik mensen duidelijk wat ik echt bedoel? Hoe is het mogelijk dat iets echt heel graag wil maar er nooit toe kom? Op deze en vele andere vragen geeft NLP geeft praktische en doeltreffende antwoorden. Diverse technieken uit de NLP worden in de training ingezet om jongen te helpen bij deze vraagstukken en verandering mogelijk te maken.
Rol van de trainer
- De trainer heeft oog voor de basisbehoeften van jongeren. Hij/zij heeft voldoende vaardigheden in huis om elke jongere te accepteren zoals hij op dit moment is en de groep op een respectvolle wijze, actief en directief te ‘beveiligen’ en te ‘begrenzen’. Veiligheid, vormt de basis van waaruit de deelnemers bereid zijn zich kwetsbaar op te stellen, risico’s te nemen en te leren.
- De trainer stelt duidelijk grenzen om enerzijds ongewenst gedrag in te dammen, het inperken van agressie naar de groepsgenoten of de begeleider toe. Anderzijds gaat het ook en vooral om het liefdevol voorwaarden en ruimte scheppen voor- en het stimuleren van elke jongere om zich in eigen tempo en zoveel mogelijk op eigen kracht in de groep te manifesteren en te ontwikkelen.
- De trainer is model op het gebied van respectvol omgaan met zichzelf, met de ander en de situatie. Leidraad daarbij zijn de regels en vaardigheden die de jongeren aangereikt krijgen tijdens de training; deze in het hier en nu ‘voor’ te leven en de jongeren te helpen ze zelf te gaan gebruiken.
- De trainer is meerzijdig-partijdig aanwezig in de relatie jongeren, ouder, begeleider en organisatie (contextuele benadering).
- De trainer richt zich op het versterken van krachten en mogelijkheden van jongeren zonder de risico’s en beperkingen uit het oog te verliezen.
Met behulp van het zoeken naar de positieve intentie achter mogelijk “storend of lastig” gedrag kunnen gedragsalternatieven gevonden en geoefend worden.
- De trainer nodigt jongeren uit tot experimenteren met nieuw gedrag en bewegen; het opdoen van positieve ervaringen; het stil staan bij de gevolgen van hun gedrag; aangeven van grenzen; het luisteren naar elkaar; het zelf vinden van oplossingen.
- De trainer heeft oog voor het individuele proces van elke deelnemer, als ook voor het groepsproces en kan dit hier-en-nu inzetten in het kader van de doelstellingen van de training. De trainer denkt als het ware in het hier-en-nu: “Hoe kan ik dit betekenis geven in het kader van het leerdoel van elke jongere afzonderlijk of de groep als geheel?”.
- De trainer heeft kennis en vaardigheden om te werken met en vanuit het bewegen; de bewegingsobservatie en –analyse.
- De trainer heeft voldoende kennis van de mate waarin sensomotorische en psychische beperkingen invloed hebben op de ontwikkeling en zet dit in in het contact met de jongere.
De interventie omvat:
- intake / kennismakingsgesprek met individuele jongere
- wanneer wenselijk een informatie bijeenkomst voor betrokkenen (zoals casemanager en begeleiders Werkacademie)
- training van 24 bijeenkomsten van 4 uur en werkbladen
- tussenevaluatie met jongere ( en eventueel case manager of betrokkenen)
- eindevaluatie en/of adviesgesprek met jongere (en eventueel casemanager)
- wanneer nodig coaching gesprekken met individuele jongere
Minimaal 6 jongeren maximaal 12 jongeren
24 bijeenkomsten, verdeeld over 12 weken.
Opbouw van de training in thema’s:
Het programma volgt in het kader van de relatievorming een natuurlijk ontwikkelingsverloop van activiteiten gericht op het naast elkaar, tegen elkaar en samen met elkaar, tot uiteindelijk zoveel mogelijk zelfstandig zijn.
- Kennismaken
- Inzicht in eigen kwaliteiten en valkuilen
- Zelfvertrouwen,
- Omgaan met grenzen
- Opkomen voor jezelf en met respect voor anderen
- Samenwerken en groepsdruk
- Innerlijk kompas inzetten
- Zelfstandigheid en oplossend vermogen
- De sleutel tot succes, succes behalen
- Mentale kracht
- Afscheid nemen